Inleiding
De paragraaf financiering behandelt de treasuryfunctie van de gemeente. In deze paragraaf komt het risicobeheer van de financieringsportefeuille aan de orde en bieden we inzicht in de ontwikkeling van de financieringspositie van de gemeente Terneuzen. De treasuryfunctie heeft als doel tegen gunstige condities en tegen zo laag mogelijke kosten te voorzien in de benodigde financieringsmiddelen en daarbij risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten en te beperken.
Wij beschikken in relatie tot het investeringsniveau over geringe eigen financieringsmiddelen. De financiering van vaste activa en de voorraad nog uit te geven bouwgrond moet dan ook voor het overgrote deel plaatsvinden met vreemd vermogen. De schuldpositie van de gemeente is daardoor relatief hoog. Ons doel is voor de toekomst de schuldpositie terug te dringen of te beperken. Ook proberen wij de schuldpositie terug te dringen door het eigen vermogen te versterken. Door de tijdelijke onderuitputting op de geraamde kapitaallasten zijn er incidentele baten ontstaan. Deze brengen wij via resultaatbestemming ten gunste van de algemene reserve.
De treasury-activiteiten richten zich vooral op het zo efficiënt en effectief mogelijk aantrekken en inzetten van vreemd vermogen. Door het doorlopend bijhouden van een liquiditeitenplanning en het nauwgezet volgen van ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, zetten wij in op het afsluiten van geldleningen op het meeste geschikte tijdstip en tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden.
Met de Bank Nederlandse Gemeenten hebben wij een overeenkomst afgesloten. Hierdoor wordt het debetsaldi op de lopende rekening automatisch gefinancierd tegen een Euribortarief met een opslag van 0,4%. Binnen de bepalingen van de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) proberen we daarnaast zoveel mogelijk gebruik te maken van financiering met kort geld. Dit omdat de rente hiervoor momenteel zeer laag is en kort geld aanmerkelijk goedkoper is dan lang geld. Momenteel is het Euribortarief negatief.
Risicobeheer
Ten aanzien van het risicobeheer moeten gemeenten de financieringsfunctie vervullen binnen de wettelijke kaders die hoofdzakelijk zijn vastgelegd in de Wet Fido.
Enkele belangrijke bepalingen hieruit zijn:
- leningen en garanties worden uitsluitend verstrekt vanuit de ‘publieke taak’;
- vanuit de treasuryfunctie kunnen middelen uitgezet worden, indien deze uitzettingen een voorzichtig karakter hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico;
- Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten;
- bij het aantrekken van externe financieringsmiddelen geldt een door het Rijk vastgestelde kasgeldlimiet;
- voor spreiding van risico’s geldt een renterisiconorm.
Naast het voorgaande heeft de gemeenteraad in de Financiële Verordening (artikel 212 gemeentewet) aanvullende kaders vastgelegd. In het treasurystatuut is dit verder uitgewerkt. Naast het risicobeheer, dat is gebaseerd op de Wet Fido, is in dit statuut ook belangrijke aandacht gegeven aan de administratieve organisatie en interne controle ten aanzien van de treasury-activiteiten. Om de directe risico’s te beperken, is het treasurybeleid defensief en risicomijdend. Ons beleid is erop gericht toekomstige risico’s inzichtelijk te maken, te beheersen en te beperken. Het risicobeheer heeft betrekking op onder andere het renterisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het instrument om de renterisico’s op de vlottende schuld (rentetypische looptijd < 1 jaar) te beheersen. Wij toetsen elk kwartaal het gemiddelde saldo van de vlottende schuld en de vlottende middelen aan de kasgeldlimiet. Bij een dreigende structurele overschrijding van de kasgeldlimiet sluiten wij tijdig een langlopende geldlening af.
De kasgeldlimiet is 8,5% van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. Voor 2019 geldt een limiet van afgerond € 13.350.000 (8,5% van € 157.059.000).
Renterisiconorm
De renterisiconorm beoogt een zodanige opbouw van de leningenportefeuille dat het risico van renteaanpassing en herfinanciering van leningen beperkt blijft. Met de renterisiconorm is bepaald dat voor gemeenten jaarlijks niet meer dan 20% van het begrotingstotaal voor herfinanciering of renteherziening in aanmerking mag komen. Voor 2019 is de renterisiconorm afgerond
€ 31.400.000. De aflossingsverplichtingen voor 2019 bedragen circa € 13.397.000. Voor alle door de gemeente opgenomen geldleningen geldt dat deze rentevast zijn tot het einde van de looptijd. Het totaal van herfinanciering en renteherziening blijft hiermee ruimschoots binnen de aangegeven marge. Wij concluderen dat er ook in komende jaren geen overschrijding van de renterisiconorm aan de orde is.
Renteontwikkeling (visie)
In de begroting hebben wij voor alle investeringen rekening gehouden met een percentage van 3,0% voor te betalen rente. Het totaalsaldo van de aangegane langlopende geldleningen bedraagt naar verwachting per 1 januari 2019 € 166.225.000. De behoefte aan uitbreiding van het leningsaldo hangt af van de voortgang van lopende en nieuwe investeringen. In principe worden de investeringen die wij in meerdere jaren afschrijven, gefinancierd met lang geld (liquiditeitstypische looptijd > 1 jaar). Bij de huidige rentevisie (kort geld belangrijk goedkoper dan lang geld) blijft het echter aantrekkelijk om zoveel mogelijk, tot het niveau van de kasgeldlimiet, te financieren met kortlopende geldleningen. Risico’s op de bestaande leningenportefeuille zijn er niet omdat we altijd langlopende geldleningen afsluiten met een rentevaste periode. Tussentijds wijzigen deze percentages dus niet. Als de rente met 1% stijgt wil dit absoluut niet zeggen dat we over onze totale schuldenlast gelijk 1% meer rente moeten gaan betalen.
Overzicht rente
Aan rentekosten is in de begroting 2019 een bedrag opgenomen van:
Berekening renteomslagpercentage | Bedrag x € 1.000/ Percentage |
---|---|
Externe rentelasten over korte en lange financiering | € 6.133 |
Externe rentebaten -/- | € -10 |
Subtotaal externe rente | € 6.123 |
Aan grondexploitatie toe te rekenen rente -/- | € - 174 |
Aan taakvelden toe te rekenen rente voor projectfinanciering -/- | |
Rentebaten specifieke leningen voor doorverstrekte geldleningen -/- | |
Saldo door te rekenen externe rente | € 5.949 |
Rente over eigen vermogen | |
Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | |
Aan taakvelden (inclusief overhead) toe te rekenen rente | € 5.949 |
Werkelijk aan taakvelden toegerekende rente -/- | € - 6.661 |
Renteresultaat op het taakveld Treasury | € 712 |
Rente (A) | € 5.949 |
Boekwaarde taakvelden (B) | € 222.061 |
Renteomslag (A/B)*100% | 2,679% |
Afronding op 0,5% | 3,0% |
Toerekening van rente bij investeringen en grondexploitatie vindt plaats op basis van de boekwaarde aan het begin van het jaar en het geldende renteomslagpercentage.
In de begroting houden wij voor de investeringen in 2019 rekening met de helft van de daaruit voortvloeiende kapitaallasten (rente en afschrijving). Vanaf het daaropvolgende jaar nemen wij de volledige structurele kapitaallast in de begroting op. Doordat met de realisering van investeringen soms een aanmerkelijke doorlooptijd is gemoeid, drukken de structurele kapitaallasten voor veel investeringen in werkelijkheid pas later op de exploitatie.
Intern liquiditeitsbeheer
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op de aanwezige liquiditeitenplanning. De liquiditeitenplanning laat nu zien dat er in 2019 geen langlopende geldlening aangetrokken zal moeten worden. Fluctuaties in de geldstromen gedurende het jaar kunnen we oplossen door gebruik te maken van de kredietfaciliteit bij onze huisbankier of door het aantrekken van kasgeldleningen (kort geld).
Financieringspositie
De financieringspositie van de gemeente en de renteontwikkelingen op de kapitaalmarkt volgen we nauwgezet. Op basis hiervan besluiten we op welke wijze de financiering (kort en lang geld) optimaal gerealiseerd kan worden. Dit moet ook passen binnen de normen van de kasgeldlimiet en de renterisico.
Schatkistbankieren
Schatkistbankieren houdt in dat decentrale overheden verplicht zijn hun overtollige geldmiddelen in de schatkist aan te houden. Hierdoor hoeft de Nederlandse staat minder geld te lenen op de financiële markten en daalt de staatsschuld.
Het principe is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Volgens het ministerie is dit bevorderlijk voor de doelmatigheid van de bestedingen.
Wel is er een zogenaamde doelmatigheidsdrempel van 0,75% van het begrotingstotaal, met een minimum van € 250.000 per gemeente. Bij overtollige middelen die minder zijn dan deze drempel, hoeven decentrale overheden niet te schatkistbankieren. Het drempelbedrag voor de gemeente Terneuzen voor 2019 bedraagt: € 1.178.000 (0,75% van € 157.059.000).
Wet Hof
De wet HOF regelt in essentie twee zaken die voortvloeien uit Europese verplichtingen. De eerste is dat het nationale systeem van begrotingsvoorbereiding en de toepassing van vaste uitgavenkaders wettelijk worden vastgelegd. Ten tweede worden lagere overheden gebonden aan een maximaal begrotingstekort op kasbasis.
Met de Wet Hof geldt per jaar een macroplafond voor het EMU-tekort van alle gemeenten samen. De hoogte van het macroplafond wordt jaarlijks op basis van bestuurlijk overleg vastgesteld. Voor gemeenten bedraagt dit plafond nu vooralsnog 0,30% van het BBP (Bruto Binnenlandse Product). Het netto-financieringssaldo van alle gemeenten bij elkaar mag in een jaar niet boven dit plafond uitkomen. Maar de hoogte van de schulden van gemeenten wordt er niet mee begrensd. Elke gemeente kreeg een individuele EMU-referentiewaarde, maar er is geen onderverdeling naar gemeenten, provincies en waterschappen vastgesteld. Daarom worden er ook geen referentiewaarden per gemeenten bekend gemaakt.