Inleiding
In deze paragraaf komen aan de orde (het beleid betreffende) de weerstandscapaciteit en de risico’s.
Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn financiële tegenvallers op te vangen. Een sluitende begroting (structureel evenwicht tussen lasten en baten) garandeert niet dat forse onvoorziene tegenvallers opgevangen kunnen worden. Een financiële buffer is daarom wenselijk. Deze buffer bestaat uit een bepaalde vrije ruimte in de begroting en een voldoende sterke vermogenspositie. Wij bepalen zelf de omvang van de vrije ruimte en het vrij aanwendbare vermogen. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
Weerstandscapaciteit
Berekening vermogensruimte | Bedrag |
---|---|
Stand algemene reserve per 31-12-2017 | 12.903 |
Te verwachten rekeningresultaten 2018-2022 | 6.442 |
Geraamde dotaties/ onttrekkingen aan de algemene reserve | 2.628 |
Totale vrije vermogensruimte | 21.973 |
Berekening weerstandscapaciteit | Bedrag |
---|---|
Structurele weerstandscapaciteit (exploitatieruimte) | |
Onbenutte belastingcapaciteit: - Rioolheffing | 504 |
Stelpost voor onvoorziene uitgaven | 250 |
Subtotaal structureel | 1.603 |
Incidentele weerstandscapaciteit (exploitatieruimte) | |
Vrij aanwendbare deel algemene reserve | 21.973 |
Stille reserves | PM |
Subtotaal incidenteel | |
Totale weerstandscapaciteit | 23.576 |
Risico’s
Een risico is een mogelijkheid dat in een gegeven periode en situatie positieve verwachtingen niet worden waargemaakt.
Niet alle risico’s zijn belangrijk voor het weerstandsvermogen. Het betreft vooral de risico’s die niet zijn ondervangen of afgedekt. Wij voorzien de volgende risico’s die van invloed kunnen zijn op de financiële positie en waarvoor mogelijk de weerstandscapaciteit ingezet moet worden.
Precariobelasting op kabels en leidingen
Op 17 december 2015 heeft de raad de Verordening precariobelasting 2016 vastgesteld. Deze verordening blijft ook in het jaar 2019 rechtsgeldig. Het kabinet heeft de precariobelasting op kabels en leidingen van nutsbedrijven afgeschaft per 1 juli 2017. Voor gemeenten die op 10 februari 2016 een verordening met tarief hebben vastgesteld voor precariobelasting op kabels en leidingen, geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2022. Wij hebben per 1 januari 2016 een verordening precariobelasting met een tarief van € 1,57 per strekkende meter voor het hebben van kabels en leidingen in gemeentegrond. Hierdoor kunnen wij op grond van de wettelijke overgangstermijn tot 1 januari 2022 precariobelasting heffen. Aan deze overgangsregeling is de voorwaarde verbonden, dat wij maximaal het tarief mogen heffen zoals dat gold op 10 februari 2016. Wij hebben daarom de trendmatige verhoging van 3% niet toegepast. In de begroting 2019 zijn de inkomsten aan precariobelasting geraamd op € 580.000. Deze geraamde opbrengsten voegen wij toe aan de reserve precariobelasting.
Bij het ramen van de opbrengsten precariobelasting hebben wij rekening gehouden met de uitspraak van de Hoge Raad van 15 juni 2018 in de procedure precariobelasting 2015 van de gemeente Hulst. Onder verwijzing naar de raadsinformatiebrieven van 26 juni 2018 en 3 juli 2018 informeren wij u dat de gemeente Hulst heeft besloten om het bezwaarschrift van belastingplichtige over het belastingjaar 2016 inhoudelijk te beoordelen. In de uitspraak op bezwaar stelt zij alsnog een aantal aspecten juridisch ter discussie. Samen met de andere Zeeuwse gemeenten scharen wij ons in deze procedure achter de gemeente Hulst. In overleg met de belastingplichtige zullen wij de uitspraken op bezwaar over de jaren 2016 tot en met 2018 aanhouden, totdat de aanslag precariobelasting 2016 van de gemeente Hulst formele rechtskracht heeft.
Aansprakelijkheidstelling
Aansprakelijkstelling speelkooi Othene
Omwonenden van de speelkooi in Othene eisten instelling van een dagelijkse sluitingstijd van de speelkooi, op straffe van een dwangsom van € 2.500 per dag bij nalatigheid door de gemeente, met een maximum van € 100.000. Zowel de rechtbank Zeeland-West-Brabant als het gerechtshof te Den Bosch heeft omwonenden in het gelijk gesteld. De gemeente is veroordeeld tot het instellen van sluitingstijd en het nemen van maatregelen om de speelkooi gedurende bepaalde tijden af te sluiten en afgesloten te houden. De omwonenden zijn van mening dat die uitspraken niet zijn nagekomen en dat dwangsommen verbeurd zijn (met een totaalbedrag van €100.000) en hebben aangekondigd die bij de gemeente op te gaan eisen.
Decentralisaties Sociaal Domein
Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten ook financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken in het Sociaal Domein, waarbij risico’s kunnen optreden. Nog niet duidelijk is in hoeverre de uitgaven gedekt kunnen worden met de beschikbare budgetten. De rijksbudgetten van het Sociaal Domein zijn verlaagd en zo komen de beschikbare budgetten verder onder druk te staan. Wij stellen ons op het standpunt dat de uitvoering van de decentralisatie over het vooralsnog budgettair neutraal plaats kan vinden. Het halveren van de reserve sociaal domein duidt erop dat dit standpunt onder druk komt te staan in de komende jaren.
Opbrengst waboleges
De opbrengst waboleges is moeilijk te voorspellen. Voor 2019 gaan wij uit van een opbrengst van € 1.792.000. Hierin is een bedrag opgenomen van € 499.000 leges Nieuwe Sluis (tot en met 2020). Op de waboleges exclusief de leges Nieuwe Sluis passen wij een jaarlijkse trendmatige verhoging toe van 1,3%.
Onbenutte belastingcapaciteit
De nog niet benutte belastingcapaciteit van € 1.353.000 zal de komende jaren teruglopen naarmate de heffingen meer kostendekkend worden. Dit betekent automatisch dat ons belastinginstrument slechts geringe mogelijkheden biedt om, naast de regulier geraamde verhogingen, extra belastinginkomsten te genereren.
Loon- en prijsontwikkeling
De CAO voor gemeenteambtenaren loopt tot en met 31 december 2018. De financiële gevolgen van deze CAO zijn verwerkt. Vanaf 2019 houden wij tot en met 2022 rekening met 2,2% salarisstijging per jaar.
Bij de Maartcirculaire 2018 Gemeentefonds namen wij vanaf 2019 voor prijsstijgingen in tegenstelling tot eerdere jaren een stijging op van 1,4 %. Hiervan is in 2019 incidenteel een deel als dekkingsmiddel ingezet bij de Perspectievennota 2019-2022 voor de verhoging van de bijdragen aan de verbonden partijen. Gezien onze gekozen uitgangspunten kunnen wij in 2019 en volgende jaren geconfronteerd worden met loon- en prijsstijgingen, waarmee onvoldoende rekening is gehouden.
Algemene Uitkering
De ontwikkeling van de Algemene Uitkering is belangrijk voor de financiële positie. Mede door de rijksbezuinigingen zijn de meerjaren prognoses, zoals opgenomen in de circulaires over het gemeentefonds globale ramingen. De Algemene Uitkering is een onzekere factor en een belangrijk risico in relatie tot de weerstandscapaciteit. De beheerders van het gemeentefonds houden in hun prognoses rekening met mutaties voor loon- en prijsontwikkelingen. Wij nemen deze prognoses over in de raming van de Algemene Uitkering in de begroting en in de meerjarenraming (onder de baten).
Een onderdeel dat van toepassing is op de hoogte van de algemene uitkering is het Plafond BTW Compensatie Fonds (BCF). Wij hebben hiervoor een structurele stelpost van € 250.000 in de begroting opgenomen. De Provincie Zeeland heeft aangeven dat wij de gekozen methodiek moeten toelichten in deze paragraaf.
Tot 2018 is de regeling dat de overschotten onder het BCF plafond toegevoegd worden aan de algemene uitkering en dat tekorten worden uitgenomen. Tot nu toe voegde het Rijk de verwachte overschotten van het BCF plafond meerjarig toe aan de algemene uitkering. Het Rijk heeft de situatie gewijzigd. Jaarlijks krijgt de gemeente bij de septembercirculaire gemeentefonds een voorschot voor dat jaar. Dit voorschot rekent het Rijk bij de meicirculaire gemeentefonds in het jaar erna af. Het Rijk heeft door de gewijzigde systematiek alle eerder toegekende meerjarige overschotten bij de Meicirculaire 2018 Gemeentefonds vanaf 2019 uit de algemene uitkering genomen. Dit brengt gemeenten die dit onderdeel als dekkingsmiddel inzetten in de problemen. Om deze reden staan het ministerie van BZK en de provincies het toe dat gemeenten toch een bepaald bedrag in de begroting opnemen.
De stelpost van € 250.000 is ontstaan door voorzichtigheidshalve 75% van het werkelijk bedrag 2017 aan BCF plafond te nemen.
De afgelopen jaren profiteerden de gemeenten in de algemene uitkering van overschotten die er waren. Nu de economie op gang is gekomen is de verwachting dat de overschotten afnemen of in het ongunstigste geval tekorten worden.
Rente
Door meer uit te gaan van de reële rente, die op dit moment laag is, wordt het risico dat wij hogere rentelasten krijgen groter doordat de rente op termijn kan gaan stijgen. De risico’s op de bestaande leningenportefeuille is minimaal omdat we altijd langlopende geldleningen afsluiten met een rentevaste periode. Tussentijds wijzigen deze percentages dus niet. Als de rente met 1% stijgt wil dit absoluut niet zeggen dat we over onze totale schuldenlast gelijk 1% meer rente moeten gaan betalen.
Bouwgrondexploitatie
De resultaten van de grondexploitatie zijn voor een groot gedeelte gekoppeld aan de economische situatie. Door jaarlijkse herziening van de kostprijsberekeningen en de risico’s, hebben wij actueel inzicht in de financiële resultaten van de grondexploitatie en het benodigde weerstandsvermogen. Bij de beoordeling van een initiatief voor een plan c.q. project besteden wij in de planvormingfase al de nodige aandacht aan risico’s. Per plan bepalen wij het risico naar de aard van de kosten die zijn gemaakt en nog gemaakt moeten worden.
Bij de vaststelling van de nota Grondbeleid zijn een groot aantal beleidsuitgangspunten vastgesteld en toegelicht, die bij de risicobepaling- en dekking binnen de bouwgrond activiteiten een belangrijk instrument vormen.
In de nota grondbeleid worden een 4-tal risico’s onderkend:
- waarderingsrisico’s;
- marktrisico’s;
- organisatierisico’s;
- contractrisico’s.
Naast de risico’s genoemd in de nota grondbeleid is er nog het risico op de vertraging van de uitvoering van plannen en hogere plankosten. Door de exploitatieplannen regelmatig te actualiseren, kunnen wij alle hierboven genoemde risico’s tussentijds tijdig afdekken. Deze risico’s spelen een belangrijke factor bij de plannen waar de gemeente de gronden in voorraad heeft, zoals de in exploitatie genomen plannen bedrijventerreinen Koegorspolder en Handelspoort-zuid.
De stand van de reserve grondexploitatie bedraagt per 1 januari 2018 € 1.959.000 en is op dit moment toereikend om de mogelijke risico’s op het gebied van bouwgrondexploitatie af te dekken. Naast deze reservering voor te dekken risico’s zijn voorzieningen getroffen voor verwachte verliezen voor een bedrag van € 382.000.
Risicobeheersing
Wij hebben in deze paragraaf onze belangrijkste risico’s benoemd. In het vierde kwartaal van 2018 organiseren wij interne workshops. In deze workshops bespreken we de risico’s voor de komende jaren en staan we stil bij het risicobewustzijn in onze organisatie. Vervolgens maken we een berekening van de mogelijke financiële gevolgen van de belangrijkste risico’s. Ten slotte zetten we deze financiële gevolgen af tegen het weerstandsvermogen van onze gemeente. Zo maken we inzichtelijk in hoeverre wij in staat zijn om risico’s financieel op te vangen als de betreffende gebeurtenissen zich voordoen. Wij vullen vanaf 2019 de informatie in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing aan met de omvang van het weerstandsvermogen in relatie tot de (belangrijkste) risico’s.
Kengetallen financiële positie
Vanaf de begroting 2016 en de jaarrekeningstukken 2015 is de gemeente verplicht financiële kengetallen in te voeren.
Er is een verplichte basisset van vijf kengetallen die in samenhang informatie moeten geven aan de Raad over de financiële positie van de gemeente.
Doel is dat met deze kengetallen een beter oordeel over de structureel en reëel sluitende begroting kan worden gevormd. De kengetallen geven een goed beeld van de financiële positie en zijn van belang voor de weerbaarheid en wendbaarheid. Het is belangrijk de kengetallen in samenhang te presenteren. Een afzonderlijk kengetal zegt niet zoveel over de financiële positie.
De provincie Zeeland hanteert voor de kengetallen de volgende signaleringswaarden.
Streefwaarden Provincie Zeeland m.b.t. kengetallen financiële positie | ||||
---|---|---|---|---|
Verplichte indicatoren | Categorie A | Categorie B | Categorie C | |
Netto schuldquote | Zonder doorgeleend geld | <90% | 90-130% | >130% |
met correctie doorgeleend geld | <90% | 90-130% | >130% | |
Solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% | |
Grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% | |
Structurele exploitatieruimte | Begroting >0% | Begroting = 0 | Begroting <0% | |
Belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Het financieel beeld dat uit de kengetallen naar voren komt is belangrijk voor het inzicht in de financiële positie. De gezamenlijke provinciale toezichthouders hebben besloten om voor het verkrijgen van een goed beeld aan te sluiten bij de zgn. signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstesten voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden zijn ingedeeld in categorieën. Aan deze categorieën is geen waarde oordeel gegeven omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf plaats dient te vinden. Duidelijk is wel dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
Kengetallen financiële positie gemeente Terneuzen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Verplichte indicatoren | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
Netto schuldquote | Zonder doorgeleend geld | 104,51% | 101,97% | 100,47% | 97,68% |
met correctie doorgeleend geld | 105,14% | 102,58% | 101,09% | 98,30% | |
Solvabiliteitsratio | 19,42% | 19,74% | 19,55% | 19,89% | |
Grondexploitatie | 5,86% | 4,42% | 3,13% | 1,58% | |
Structurele exploitatieruimte | 0,57% | 0,77% | 0,21% | 0,14% | |
Belastingcapaciteit | 99,20% | 98,68% | 98,16% | 97,65% | |
Eigen indicatoren | |||||
Debtratio | 80,58% | 80,26% | 80,45% | 80,11% | |
Netto schuld per inwoner | €2.943 | €2.928 | €2.866 | €2.818 |
Verplichte indicatoren vanuit het BBV
Netto schuldquote (NSQ)
De netto schuld weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie.
Netto schuldquote | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 102,56% |
| 104,51% | 101,97% | 100,47% | 97,68% | |
Categorie | B | B | B | B | B | B |
Dit kengetal geeft het aandeel weer van de vaste schulden + netto vlottende schuld + overlopende passiva - Financiële activa - uitzetting < 1 jaar - liquide middelen - overlopende activa ten opzichte van de totale baten exclusief mutaties reserves. Dit kengetal komt in 2019 hoger uit dan in de twee voorgaande jaren, daarna daalt steeds verder. De oorzaak van de stijging in 2019 is de financiering van de hoge investeringsvolume van de jaarschijf 2019 van het investeringsprogramma 2019-2022. In het percentage van 2019 speelt ook de aangetrokken geldlening van € 15 miljoen een rol. De verlaging vanaf 2020 wordt vooral veroorzaakt doordat we meer aflossingskosten hebben dan dat er nieuwe leningen worden afgesloten. Daarnaast is een verbetering waarneembaar i.v.m. de genomen maatregelen om de schuldpositie te verbeteren vanaf de (meerjaren)begroting 2015-2018.
Netto Schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
Gecorrigeerde NSQ | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 103,19% | 101,97% | 105,14% | 102,58% | 101,09% | 98,30% |
Categorie | B | B | B | B | B | B |
Dit kengetal is hetzelfde als de netto schuldquote maar dan met correctie voor een aantal vaste activa: leningen aan deelnemingen, overige langlopende leningen en bijdragen aan activa aan derden. Zie toelichting bij 1a.
Solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen.
Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
Solvabiliteitsratio | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 19,09% | 20,84% | 19,42% | 19,74% | 19,55% | 19,89% |
Categorie | C | C | C | C | C | C |
De solvabiliteitsratio is de omgekeerde debtratio. Dit kengetal geeft het aandeel weer van het eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal. Ondanks dat dit kengetal nog op het meest risicovol staat stijgt dit kengetal langzaam, wat een verbetering van de financiële positie inhoudt. Het eigen vermogen neemt in de komende jaren toe en de totale schuldpositie daalt.
Grondexploitatie
De afgelopen jaren is gebleken dat grondexploitatie een forse impact kan hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen.
Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage.
Grondexploitatie | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 6,91% | 6,09% | 5,86% | 4,42% | 3,13% | 1,58% |
Categorie | A | A | A | A | A | A |
Dit kengetal geeft het aandeel weer van de grondexploitatie (Bouwgronden In Exploitatie) ten opzichte van de totale baten exclusief mutatie reserves. Dit aandeel blijkt gering te zijn en af te nemen. Om deze reden valt dit kengetal in de categorie het minst risicovol. Uitgangspunt bij de doorrekening van de grondexploitatie is dat wij gronden denken te verkopen in de komende jaren door de aantrekkende economie.
Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt hier het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Bij incidentele lasten of baten gaat het om eenmalige zaken die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen. Voorbeelden van structurele baten zijn de algemene uitkering en eigen belastinginkomsten. Bij structurele lasten zijn dat bijvoorbeeld de personeelslasten, kapitaallasten en bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen.
Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn.
De structurele exploitatieruimte bestaat uit het saldo van de structurele baten en structurele lasten. Daarbij wordt het saldo opgeteld van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.
Structurele exploitatieruimte | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 3,10% | 1,65% | 0,57% | 0,77% | 0,21% | 0,14% |
Categorie | A | A | A | A | A | A |
Dit kengetal geeft het aandeel weer van het saldo van de structurele lasten - structurele baten ten opzichte van de totale baten. Dit kengetal laat een daling zien t.o.v. 2017. Dit komt mede door een geringer begrotingssaldo in 2018 t/m 2022 dan bij de jaarrekening 2017. Ook speelt de lagere precariobelasting, welke wij toevoegen aan de bestemmingsreserve precariobelasting een rol.
Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishouden
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB en de rioolheffing en reinigingsheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in die gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 in en uit te drukken in een percentage. De (ongewogen) gemiddelde woonlasten van gemeenten in 2018 - op basis van de cijfers van het COELO - bedragen € 723. Het gemiddelde voor de jaren 2016 en 2017 is respectievelijk € 723 en € 723.
Belastingcapaciteit | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 99,82% | 99,73% | 99,20% | 98,68% | 98,16% | 97,65% |
Categorie | A | A | A | A | A | A |
Dit kengetal geeft het aandeel weer van de totale woonlasten van een gezin in de gemeente Terneuzen bij gemiddelde WOZ waarde ten opzichte van de woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin jaar t-1 (vorig jaar). Hierbij worden meegenomen de OZB, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing. Dit kengetal geeft aan dat de gemeente onder het landelijk gemiddelde qua woonlasten zit en nog ruimte heeft om de belastingen te verhogen.
Eigen indicatoren gekozen door de gemeenteraad
Debtratio
Debtratio | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 80,91% | 79,16% | 80,58% | 80,26% | 80,45% | 80,11% |
Netto schuld per inwoner
Netto schuld per inwoner | Rek 2017 | Begr 2018 | Begr 2019 | Begr 2020 | Begr 2021 | Begr 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Bedrag | €2.903 | €2.815 | €2.943 | €2.928 | €2.866 | €2.818 |
Conclusie
Het is moeilijk om een norm voor de noodzakelijke weerstandscapaciteit te bepalen. Wij zijn ons bewust van de risico’s die wij lopen, maar het bepalen van de volledigheid (er kunnen altijd verrassingen voordoen) en de financiële effecten van de bovengenoemde risico’s, is subjectief en vraagt veel inspanning. Bovendien zullen niet alle risico’s zich gelijktijdig en in volle omvang voordoen. Uitgaande van de hiervoor geschetste risico’s in relatie met onze beschikbare vrije reservemiddelen hebben wij voldoende weerstandscapaciteit om mogelijke risico’s financieel af te dekken.